Zie jij wat ik zie?

(geschreven n.a.v. een schrijfopdracht geïnspireerd door een foto van Frank Wouters(c) op http://everythingisastory.net/index.php)


Ik zie ons daar nog zitten, op dat bankje, mijmerend bij ons lievelingsdoek ‘Die Zärtlichkeit der Sfinx’. Jij dacht eerst dat het een tijger was, maar die hebben zwarte strepen, geen vlekken. Ik ben nog steeds van mening dat het een lynx is en dat de heer Khnopff zich van letters heeft vergist. Die avond aten we voor de laatste keer op restaurant. In de weken die daarop volgden werd je daarvoor te moe door de chemotherapie.

Of je onze uitstapjes mist, wil ik vragen, maar ik heb mijn stem hier nog niet teruggevonden. Jij duidelijk wel, je tatert aan één stuk door, je bent hier dan ook al langer. Hier heb je je omringd met de dingen waar je zo van houdt: kunst en natuurelementen, een replica van ons lievelingsdoek hangt centraal, daaromheen nog enkele schilderijen waar je altijd kippevel van kreeg. Ik zie planten en een kabbelende waterconstructie zorgt voor een rustgevende sfeer. Je hebt je duidelijk geamuseerd met de inrichting.

Je vraagt of ik zie wat jij ziet. Ik kijk je niet begrijpend aan. Je wijst naar je interieur en je kunst en ik knik. Je lijkt opgetogen en zegt dat het begonnen is. Wat je hiermee bedoelt kan ik niet vragen, mijn stem werkt nog steeds niet. Terwijl ik rondkijk, zoekend naar verdere herkenningspunten, merk ik dat er steeds meer meubels en curiosa voor mijn ogen verschijnen. Bizar. Heb ik dan daarnet niet goed gekeken? Je ziet mijn verwondering en er verschijnt een ondeugende glinstering in je ogen. “Zie jij wat ik zie?,” schater je bijna. Het begint, wil ik antwoorden en nu moet ik ook innerlijk lachen.

Je gaat op je favoriete Louis XIV stoel zitten en drapeert je renaissance gewaad over de fuchsia kussens die nauwgezet met brocaat ingenaaid zijn. Daarnet had je nog je gewone kleren aan. Je ogen sluiten zich als toen die nacht dat ik aan je bed waakte. Je kneep nog een laatste keer in mijn hand en slaakte een bodemloze zucht. Sindsdien heb je je ogen niet meer geopend voor mij. Tot vandaag.

Ik merk dat je sneller begint te ademen. De lucht naast je lijkt om te slaan in een soort nevel, je haren verkleuren van grijs naar donker goudblond en terwijl de waterdamp rondom je vibreert, vervormt je lichaam. Nu word ik bang. Is het dan al voorbij? Ik had je net teruggevonden. Maar tegen mijn verwachtingen in verdwijn je niet, je wordt enkel... jonger. Ja, dat is het, je huid wordt weer dun en elastisch met een flinke blos op je wangen. Ook je lichaam wordt minder knokig, de zachte glooiingen verspreiden zich naar de plaatsen waar ze horen en waar ik zo graag mijn handen over liet glijden. De nevel is opgeheven en je opent je stralende, vitale ogen.

“Zie jij wat ik zie?” vraag je triomfantelijk.

“Ja,” kraakt mijn stem eindelijk. Je glimlacht vertederd naar me. Ik wil je aanraken en steek mijn hand naar je uit.

“Heel gauw zul jij hetzelfde kunnen doen,” en je pakt mijn hand.

“Kunnen we dan samen zijn? Voor altijd?” Ik druk je tegen m’n borst aan.

Je knijpt geruststellend in mijn hand “Ja lieverd, voor altijd. Zolang je ziet wat ik zie.”


NB: Je kan het doek die Zärtlichkeit der Sfinx hier van dichtbij bezichtigen of in Het Museum voor Schone Kunsten in Antwerpen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten