
Er valt een molen stil. Je kan een speld horen
prikken in teder vel.
Wat me rest is tumult, jouw
tumult. In hoofd en hart en
(zou ik durven)
in omhelzende ogen.
Ja die boon, dat wordt een aardige kluif.
Tijd dat ik mijn stoute verwachtingen insnoer
in kanten verzen van jouw ruis, je
gedruis, de wind onder mijn wieken.
Och, jongen toch, mijn schattige
speerwerpertje, moest dat nu echt.
Mijn hart werd vaker doorboord, maar nooit
zo schoon als vanavond. Als een jong en glimmend
maagdenvlies.
opgedragen aan Maarten Ingels
Geen opmerkingen:
Een reactie posten